woensdag 21 juli 2010

ICED Vancouver 2010

Vancouver 2010

Weblog 20 juli

De vraag hoe we met CI omgaan is volgens ons het centrale thema van vandaag. De techniek is er, hij wordt gebruikt en heeft gevolgen. Spelen we allemaal al goed in op de gevolgen? Dat is de vraag. De discussie is niet meer of je jonge kinderen moet opvoeden met gebarentaal of niet. Dat is een keuze die je soms per kind kunt maken. Er is een andere groep kinderen die begeleiding nodig heeft nu baby’s al vroeg geïmplanteerd worden. Deze kinderen horen en moeten met dat gehoor leren omgaan.

Wat hebben deze kinderen met CI nodig?
Als zij in het regulier onderwijs komen, kunnen ze over het algemeen goed presteren. Maar ze vertonen soms teruggetrokken gedrag en voelen zich alleen in de groep horende kinderen. Wij organiseren voor hen lotgenotencontacten. Wat kunnen we hen nog meer bieden? Sue Archbold (Ear Foundation, UK) vindt dat dovenscholen juist nu een belangrijke taak hebben in het begeleiden van de reguliere school en de leerling met CI in die school. De school of de ambulant begeleider moet dan wel de flexibiliteit hebben om na te gaan wat het beste bij het kind past.
Aan de andere kant wordt in een aantal landen opgemerkt dat leerlingen in de puberteit moeite hebben met het vinden van de aansluiting bij leeftijdsgenoten en zich daarom weer wenden tot het VSO voor hun opleiding. Ze tonen dan ook weer interesse voor het gebruik van gebaren of gebarentaal.



Informed consent
Het begrip ‘informed consent’ is bij ons van groot belang. Als partner van de cliënt willen we de ouders goed informeren zodat die een beargumenteerde keuze kunnen maken. Alys Young (Universiteit van Manchester) maakte vandaag belangrijke kanttekeningen bij het begrip ‘informed consent’. Ouders hebben niet genoeg aan alleen informatie om keuzes te kunnen maken. Het gaat ook over kennis en inzicht, dus begrip van de situatie waarin zij zich bevinden of de situatie in de toekomst. Dat houdt in dat na het geven van informatie ouders wellicht ook ervaring moeten opdoen of in de situatie moeten worden gebracht om ervaring op te doen om echte kennis te verwerven op basis waarvan ze een keuze kunnen maken. Dat betekent dat we ze de tijd moeten gunnen.
Volgens Young zijn niet alle ouders zelfbewuste kiezers: veel mensen zijn niet goed in keuzes maken en hebben weinig vertrouwen in het maken van keuzes. Daarom stopt de taak van de hulpverlener niet bij het stellen van de keuzevraag aan de ouders: de hulpverlener moet waar nodig ook de ouders helpen bij het leren om keuzes te maken.

Doof en slechthorend in ontwikkelingslanden
Een deel van de dag werd besteed aan projecten die in ontwikkelingslanden plaatsvinden. Daar zijn vaak geen systemen om bij kinderen op tijd te onderkennen dat ze een hoorprobleem hebben. Vanuit Europa vindt in een aantal landen ondersteuning van ontwikkelingslanden plaats. Deze landen merken echter dat zij bijvoorbeeld afgeschreven apparatuur uit Europa niet altijd zinvol kunnen gebruiken. Als deze apparatuur niet functioneert hebben ze geen mogelijkheden voor reparatie. Nog erger is dat wij denken dat slechthorenden in ontwikkelingslanden op gehoorapparatuur zitten te wachten. Het is meestal nodig dat zij van het nut van apparatuur overtuigd worden. Dat kan alleen maar als het effect van apparatuur meteen duidelijk wordt. Met moderne nieuwe apparatuur is die kans veel groter dan met afgeschreven en verouderde apparatuur. Inmiddels zijn er mogelijkheden om via Siemens of Resound digitale toestellen van ca. $40,- te verkrijgen. De aanwezige ontwikkelingslanden zoals India, Ghana, Guatemala pleitten ervoor dat wij onze investeringen in hun land niet aan verouderde apparatuur besteden.

Ontwikkelingslanden moeten vaak creatief zijn. Zo had een school voor doven en slechthorenden in Jordanië tennisballen om de stoelpoten in de klas gedaan om de akoestiek te verbeteren en had een KNO-arts in India een heel eenvoudig middel bedacht om snel te zien welke kinderen op hun gehoor moeten worden onderzocht: hij maakte twee buisjes van ca. 5 cm gevuld met zaden. Als hij de dichtgemaakte buisjes aan kinderen gaf om mee te spelen, kon hij zien welke kinderen interesse vertoonden in het geluid dat de buisjes maakten. Één buisje gevuld met grote en de andere met kleine zaden maakt het mogelijk dat de ene lage en de andere hoge tonen produceert. Zo eenvoudig kan het zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten